Inspecties volgens NEN 3140

De periodieke inspectie van de installatie heeft als doel om de installatie tijdens het gebruik veilig te houden. Primair is de werkgever hiervoor verantwoordelijk. In de praktijk wordt dit meestal gedelegeerd naar de installatieverantwoordelijke. Ook de NEN 3140 gaat hiervan uit. Deze stelt dat de installatieverantwoordelijke moet bepalen en met reden omkleed, de onderstaande zaken moet vastleggen:

  • welke installatie of welke installatieonderdelen geïnspecteerd dienen te worden;
  • waaruit de visuele inspectie en de benodigde metingen en beproevingen bestaan en welke er eventueel niet worden uitgevoerd,
  • de benodigde inspectietermijn voor de te inspecteren installatie (delen) aan de hand van een risicoanalyse en -evaluatie;
  • of er wel of niet een steekproef wordt uitgevoerd en zo ja, waaruit deze bestaat.

Vooral het vastleggen is hierbij van groot belang. Vooral wanneer er een ongeluk plaatsvindt, kan hier, onder andere door de arbeidsinspectie, naar gevraagd worden. Voorkom hierbij dat de indruk wordt gewekt dat er minder serieus tot aan grof of nalatig met de periodieke inspectie is omgegaan. Wanneer bijvoorbeeld een installatie om de 5 jaar geïnspecteerd dient te worden en de installatieverantwoordelijke beslist dat dit tijdens de eerste kerststop moet worden uitgevoerd, waardoor de inspectietermijn verandert in 5,5 jaar, is het verstandig om vast te leggen waarom hiervoor wordt gekozen. Denk hierbij aan de mogelijkheid om de gehele installatie spanningsloos te maken. Of om een installatie(deel) die in zeer goede staat verkeerd, etc. Kortom het risico op ongelukken zal hierdoor niet belangrijk toenemen.

De periodieke inspectie van de vaste installatie gaat verder dan het uitvoeren van wat metingen. Het vergt vaak veel overleg en vooral met productieafdelingen wanneer de productie stagneert door het spanningsloos maken van de installatie of delen daarvan. Hierbij kan het zowel gaan om de productieafdeling van goederen, maar ook om administratieve afdelingen waar gewerkt wordt met computers. In ieder geval dient er voor gezorgd te worden dat er niet onverwachts wordt uitgeschakeld.

In dit kader is het handig om een plan van aanpak te maken waarin een aantal belangrijke zaken van te voren geregeld wordt.

Waarom inspecteren?
Inspecties worden om de volgende vier redenen uitgevoerd:

  • Men gaat na of de omstandigheden waaronder de installatie functioneert, dezelfde zijn als die waarvoor de installatie is ontworpen;
  • Men gaat na of de installatie nog voldoet aan de normen, die zijn gehanteerd bij de opzet en de bouw van de installatie;
  • Men spoort gebreken en defecten op en legt deze vast;
  • Men bepaalt aan de hand van de punten 1. tot en met 3. de staat van onderhoud en daarmee de veiligheid van de installatie.

Waarom rapporteren?
Na de inspectie van een installatie moeten de resultaten van de metingen en de visuele controle in een rapport worden vastgelegd. Het vastleggen in een rapport heeft een aantal functies:

  • het geven van een goed en onderbouwd oordeel over de installatie;
  • het vergelijken van de staat van onderhoud van de installatie bij latere inspecties;
  • het geven van een gefundeerd oordeel over toename of afname van de veiligheid van de installatie.

Door het vastleggen van de metingen is men in staat de uitgevoerde metingen te reproduceren. Dat wil zeggen: men kan de metingen op dezelfde wijze uitvoeren, waardoor vergelijkingen mogelijk zijn. Wanneer bepaalde delen van de installatie niet zijn of kunnen worden geïnspecteerd, moet dit duidelijk in het rapport worden vermeld onder opgaaf van redenen. De werkgever (opdrachtgever) moet zorgvuldig het waardevolle inspectierapport bewaren. Hij moet goed de conclusie en zeker de opgave van defecten en gebreken in ogenschouw nemen. Defecten en gebreken moeten zo spoedig mogelijk worden hersteld of gerepareerd.

Het inspectierapport is voor de werkgever (opdrachtgever) een middel om de toestand van zijn installatie aan het bevoegd gezag te kunnen tonen. Tevens kan hij laten zien, dat de gemelde gebreken en defecten al dan niet door hem zijn verholpen.

Welke termijn?
Een elektrische installatie, uitgezonderd die van transport- en hefwerktuigen enzovoort, moet met regelmatige tussen tijden of indien daartoe aanleiding bestaat eerder worden geïnspecteerd. Met andere woorden: de wijze van inspecteren en de termijnen waarop inspecties moeten worden gehouden, zijn geen ‘heilig gegeven’.

Daar kan vanaf worden geweken. Wel moet voorop staan, dat in dat geval dezelfde veiligheid van de installatie is gewaarborgd. Stel, bij een inspectie blijkt dat de installatie nog niet onveilig is. Toch is de installatie in een dergelijke staat gekomen – bijvoorbeeld door veroudering van de isolatie – dat de termijn van vijf jaar door de inspecteur niet meer verantwoord wordt geacht. De inspecteur dient dit in zijn rapport te vermelden en aan te geven welke termijn, bijvoorbeeld drie jaar, nog wel aanvaardbaar is. De werkgever (opdrachtgever) moet met deze kennis een positieve of negatieve beslissing nemen. Dat is zijn verantwoordelijkheid.

Welke versie van de norm?
Op grond van art. 1.4 van de Bouwbesluit 2003 dient de elektrische installaties ten minste te voldoen aan de tweede druk van de NEN 1010 van 1962.